Je hebt mensen van dertig jaar jonger die er als een zoutzak bij lopen

Wim (72) uit Den Dolder, getrouwd, woont in een eengezinswoning

Volksbuurtje

Bij ons in de straat wonen allemaal jongelui. Wij zijn de oudsten. Normaal is het hier overdag stil, iedereen is naar zijn werk. Wij zijn het adres waar alle pakketjes worden bezorgd. Nu is iedereen thuis. Het wordt echt een volksbuurtje, zoals vroeger Wijk C en Ondiep in Utrecht. Mensen zitten buiten in het zonnetje, gezellig. Je leert mekaar wat beter kennen.

Zuinige zelfstandigen

De pakketbezorgers hebben het zwaar nu. Ze zetten het voor je deur en dan toedeloe. Maar als er niemand opendoet, moeten ze toch weer bij de buren aanbellen. Ze lopen veel risico, net als iedereen met contactberoepen, zoals politie, brandweer en mensen achter de balie. Van veel bedrijven zoals restaurants en kledingzaken heb ik wel het idee dat ze snel geld hebben verdiend, veel bling bling en weinig vet op de botten. Die zijn nu zo failliet. Vroeger waren zelfstandigen zuiniger, want er waren geen voorzieningen. Mijn vader was melkboer, toen hij een jaar uit de running was werd ik als vijftienjarige van school gehaald om de wijk over te nemen. Daar zat ik dan op de melkwagen, zonder rijbewijs, elke ochtend om 5.00 uur eruit om in te kopen en ’s avonds overleggen met die ouwe in het ziekenhuis. Zo hielden we het bedrijf en het gezin boven water.

Niet meezingen

Wat we echt missen, is het sporten. Je lekker uitleven en de contacten met mensen. We doen op maandag senioren gym en op woensdag dynamic tennis, dat is met een heel soft balletje, maar nog vrij intensief hoor. We deden ook badminton en volleybal maar daar zijn we een paar maanden geleden mee opgehouden, dat gaf teveel knie- en enkelklachten. Nu sporten we op zolder, ik heb daar wat apparaten staan. Iedere dag op de fiets en de loopband en de nodige rek- en strekoefeningen. Ik heb twee mp3-spelertjes, een met zwaar klassiek en de andere met jaren ’60 pop en crooners. Ik mag van mijn vrouw niet meezingen, dat willen we de buren niet aan doen.

Wie laat wie nu uit?

Als je hier twintig meter de deur uit loopt, dan zit je in het bos en kun je alle kanten op.  Richting Lage Vuursche of naar Baarn en Soest, naar het paleis. We kunnen uren sjouwen zonder dat je een sterveling tegenkomt, alleen een paar reeën. Ik loop ook veel met de hond van de overburen, een oud beestje, past mooi bij mij. Dan zingen we samen ‘Wie laat wie nu uit?’ van Rudi Carrell.

Engeltje op mijn schouder

Dat lopen gaat even wat lastiger. Ik had een tumor in mijn voet, die hebben ze eruit gehaald. De plastisch chirurg heeft ervoor gezorgd dat je er niks meer van ziet, echt subliem. Het gaat allemaal heel goed, maar na een lange wandeling krijg ik ’s avonds de rekening gepresenteerd. Ik heb ook wat plekjes in mijn lies en in mijn oog. Mijn gezichtsvermogen loopt nu snel terug, ik zie nog minder dan de helft. Morgen word ik eraan geholpen. Dus als je me tegenkomt en ik zwaai niet, dan weet je hoe het komt. Verder heb ik tot nu toe steeds een engeltje op m’n schouder gehad. Op wat kanker na ben ik hartstikke gezond.

Zoutzak

Artsen zullen keuzes moeten maken: wie laten we leven, wie laten we gaan? Dat kan niet anders. Wat ik moeilijk vind, is die leeftijdsgrens waar ze het over hebben. Dat ze op papier kijken naar een geboortedatum. Maar iemand van vijftig kan ouder zijn dan iemand van zeventig! Veel mensen van mijn leeftijd zijn hartstikke vitaal, en je hebt mensen van dertig jaar jonger die er als een zoutzak bij lopen. Waar trek je de grens? Je kunt kijken naar iemands leefwijze. Maar je hebt ook mensen die laag opgeleid zijn of niet goed kunnen lezen, die schamen zich en schuiven een doktersbezoek voor zich uit tot het te laat is. Mensen met geld lopen makkelijker naar een arts, die kunnen het beter verwoorden. Arme mensen worden nu harder gepakt.

 

Tegenstrijdig

Van de week was ik in het ziekenhuis voor de oogarts, die was helemaal ingepakt. Toen kwam ik in een ander ziekenhuis voor mijn voet en hadden de artsen alleen handschoenen aan. Die stonden zo over me heen gebogen. Dat vind ik wel een beetje raar, maar wie ben ik? Er zijn meer van die tegenstrijdigheden. ‘Je moet veel meer je handen wassen,’ en dan zegt Vitens dat ik minder water moet gebruiken. Dan mag ik mijn tuintje niet sproeien terwijl ik van de gemeente de tegels uit m’n tuin moest halen. Je moet er maar een beetje je eigen weg in vinden.

Niet te druk maken

Je kan het overal oplopen. Je karretje in de supermarkt, iemand die op tafel niest en je krijgt het op je hand, een wielrenner die langs rijdt en kucht. De buren hebben twee kleintjes, die willen allebei graag naar de buurman. Dat hou je toch niet tegen? Mijn vrouw en ik hadden in het begin allebei griepachtige klachten. Na een week was het gelukkig over. Misschien hebben we het al wel gehad, weet jij veel. Je moet je eigen er maar niet te druk over maken.

Verre horizon

Van mij mag het nu wel overgaan. Het gaat te lang duren. Je hebt geen houvast, geen punt om naar toe te leven. Alleen een heel verre horizon. Dat maakt het moeilijk om vol te houden. Zeker in ons kleine drukke landje, met zoveel ouderen. Het wordt nooit meer wat het geweest is, dat is zeker. De lucht is wel veel helderder, je ziet de sterren weer. Dat is wel positief.