Achteraf heb ik signalen van oplopende stress genegeerd

Urselien (61) uit Asch, assistent vakgroep fysiotherapie bij Zorgcentra De Betuwe

Waar is mijn verhaal begonnen?

Was dat jaren geleden toen ik op tv een wetenschapper een scenario hoorde schetsen van een toekomstige pandemie? De vraag was niet of die ooit uit zou breken. Dat was zeker. Ik herinner me dat het een onbehaaglijk gevoel opriep. Vanaf de intelligente lockdown herinner ik me een gevoel van alertheid wat niet meer is verdwenen. Mijn werktas bleef, tegen mijn gewoonte in, in het zicht staan. Ik zorgde voor structuur. Op tijd opstaan, drie kwartier lopen en om half negen achter de laptop, op tijd lunchen.

Ik voelde me creatief

Vaak werd ik wakker met een idee in mijn hoofd wat ik op afstand kon gaan doen om contact met bewoners te houden. Hoe kunnen we beweging op afstand promoten? Daar genoot ik van. Het bracht creativiteit naar boven, ik had het gevoel zinnig bezig te zijn. Beweegkaarten en posters, beweegfilmpjes voor YouTube, een wekelijkse mail met tips aan cliënten van de beweeggroep uit de eerste lijn.

Ondertussen bleven de aanvragen voor hulpmiddelen binnenkomen. Hoe moesten de reparaties geregeld worden? Hoe moest het aanmeten van steunkousen gaan nu de leveranciers niet op de locaties mochten komen? Veel vragen kwamen op me af. Ik was nog steeds in mijn element.

Mijn alertheid begon op stress te lijken

Het bericht dat de Verpleegunit van Lingewaarde een cohortafdeling werd, hakte er in. Mijn alertheid begon steeds meer op stress te lijken. Ik kende alle bewoners van mijn wekelijkse beweeggroep. Omdat ik geen werkelijke beelden had van de situatie daar, maakte mijn brein zelf beelden. Ik voelde me daar verdrietig over.

Na een paar weken kwam er de oproep om te gaan ondersteunen op een cohortafdeling. In mijn privésituatie zag ik op afstand wel vrienden en familie. Het was mooi weer en de tuinen van mijn buren stonden open voor kopjes koffie. Daar kwam subtiel verandering in toen ik naar de cohortafdeling ging. Enerzijds door mezelf in gang gezet, anderzijds merkte ik dat anderen voorzichtig met mij werden. Begrijpelijk natuurlijk, maar er was ook een licht gevoel van afwijzing.

De eerste dag op de cohortafdeling

De eerste dag op de cohortafdeling brak aan. Ik kreeg instructies over het dragen van beschermende kleding en mijn taken werden uitgelegd. De collega’s van het zorgteam waren aardig. Ik merkte al snel dat zij als team al heel wat mee hadden gemaakt. Een aantal kamers was afgesloten, daar bleken de bewoners te zijn overleden. Na hun overlijden werden de kamers door verhuizers leeggehaald. Familie mocht alleen naar binnen om de persoonlijke spullen op te halen. Andere kamers werden met grote voorzichtigheid betreden, daar lagen mensen die ernstig ziek waren.

Ook waren er kamers met bewoners die aan het herstellen waren, dat was een opsteker. Het meest indrukwekkend vond ik de bewoners die nog niet ziek waren, maar wel bang waren dat te worden. Naast de angst was er ook verdriet en boosheid, omdat ze niet naar buiten konden en hun kinderen niet konden zien. Op zeker moment was er een vrouw die zelf een afspraak had gemaakt voor een spoedbehandeling bij de tandarts en ze had zelf een taxi besteld. Ze had zich er mooi voor aangekleed, maar het ging natuurlijk niet door. Gelukkig kwam er wel iemand van onze tandartsdienst hiervoor langs. Een andere bewoonster vroeg mij of ik haar naar buiten kon helpen als ze me wat geld gaf.

Mijn stress liep verder op

De eerste dagen zag en voelde ik vooral de angst en het verdriet, later werd het beeld genuanceerder. Het ongemak van het mondkapje in combinatie met een beslagen bril en daaroverheen een leesbril bleef. Waar ik normaal open contact met bewoners aanga, was ik nu voorzichtig en meer terughoudend. De bril en het mondkapje stonden daar ook nog eens tussenin.

En mijn stress liep op. Na de eerste dag moest ik op weg naar huis in de auto erg huilen. Ik sprak mezelf toe dat het weliswaar niet leuk was om zo te werken, maar wel noodzakelijk. Het was rond 4 en 5 mei en ik realiseerde me dat mijn vader als dwangarbeider in Duitsland het vast ook niet heel gezellig had gehad. Hoewel ik natuurlijk niet verplicht werd zoals hij, voelde ik toch een dwang in mijzelf omdat zorg nu eenmaal door moet gaan.

Ik raakte gefrustreerd

Een week later mocht ik in de huiskamer aan enkele niet zieke bewoners een beweeglesje geven, heel gezellig met een drankje en muziek. De bewoners waren zichtbaar blij en ik ook! Ik merkte dat deze actie door een collega niet helemaal gewaardeerd werd. Dat vond ik lastig. Normaal gesproken zou ik hier het gesprek over aangaan om de angel eruit te halen. Ik werd inwendig boos en raakte gefrustreerd en was niet tot normale communicatie in staat. Ik miste mijn werk zo erg en de ruimte en de vrijheid om te doen wat ik denk dat goed is. Achteraf was dat een belangrijk signaal.

En toen kwamen de hartkloppingen

Tegen mijn gewoonte in begon ik slecht te slapen en uit het niets moest ik huilen. Gelukkig niet op de werkvloer, stel je voor met die twee brillen op! Uiteindelijk zat ik op een nacht beneden met hartkloppingen en ik beloofde mezelf dat ik zou gaan praten over stoppen. Op de cohortafdeling was het inmiddels rustiger geworden en er was voldoende bezetting, dat maakte de beslissing makkelijker. Collega’s van het team zijn overigens ook later heel erg lief geweest. Zij hebben hun waardering voor mijn hulp meerdere keren uitgesproken.

De volgende dag heb ik actie ondernomen en een week vakantie opgenomen. Gelukkig kon ik daarna, onder allerlei voorwaarden, samen met mijn collega de fysiotherapie weer opzetten. Dat was fijn, de stress verminderde maar verdween niet helemaal. Als een collega vroeg hoe de periode op de cohortafdeling  geweest was, kon ik zomaar weer huilen en ik voelde me moe. Mijn energie, waar ik altijd op kan vertrouwen, stond op een laag pitje.

Dit heb ik ervan geleerd

Achteraf zie ik dat ik signalen van oplopende stress heb genegeerd. Ik heb de zwaarte van mijn taken teveel afgemeten aan die van anderen en ben nogal laat voor mezelf gaan zorgen. Ook heb ik gezien dat oud zeer zomaar gezellig een partijtje mee gaat blazen als de situatie daar aanleiding toegeeft. Dat is bagage die ik niet mag negeren.

Mijn les voor de toekomst? Ook in een noodsituatie moet en wil ik helpen en bijspringen. Maar niet boven mijn mogelijkheden: daar is helemaal niemand mee geholpen. En als die situatie dreigt, dan moet ik mijzelf niet vergeten: wat heb ik nodig om te kunnen doen wat er gedaan moet worden?

Het verhaal van Urselien komt uit de bundel ‘Op slot.’ van Zorgcentra De Betuwe, een bundeling van 16 persoonlijke verhalen van medewerkers en vrijwilligers in de eerste coronagolf. Wilt u een exemplaar ontvangen? Stuur dan een e-mail naar communicatie@stzdb.nl.