Haal de volgende keer maar een boa, want ik ga naar mijn vrouw

Hannes (78), getrouwd, gepensioneerd huisarts

Subjectieve geheugenstoornissen

Op 12 december 2019 werd mijn vrouw Ans opgenomen in het verpleeghuis, negen jaar nadat ik een hele nacht had wakker gelegen. Die avond in 2010 had ik het bezoek van een kennis aangekondigd, waarop ze vroeg: ‘Wie is dat?’ Twee maanden daarvoor hadden we uren met deze vrouw gegeten, nu had ze geen idee meer. Was dit toeval, iets wat iedereen wel eens overkomt, zoiets als het niet op namen kunnen komen als je ouder wordt?

We maakten een afspraak met onze huisarts. Of ze de klok op tien voor 2 kon zetten, vroeg hij, en van 100 steeds 7 kon aftrekken. Ja, dat kon ze, op een enkele vergissing na. Later deden we nog andere testen in het Alzheimercentrum en na een tijdje volgde een uitslag: subjectieve geheugenstoornissen, iets waarmee je alle kanten op kunt.

Niet fout, maar anders

De tijd verstreek, ze begon steeds meer te vergeten. Als voormalig huisarts begon ik me af te vragen waarom we de uitslag van het hersenvochtonderzoek nooit hadden gekregen, en belde het academisch ziekenhuis. Dat was het moment waarop we het bewijs kregen van wat we eigenlijk al wisten: de uitslag was fout. Ze snapten ook niet waarom we die niet eerder hadden gekregen. In zekere zin was de diagnose een opluchting, Ans schaamde zich al een tijdje dat ze verjaardagen vergat; nu had ze een excuus. Het bleef natuurlijk niet bij verjaardagen. Steeds vaker begon ze ’s nachts te dwalen door het huis, kon ze soms de wc niet meer vinden. Een keer pakte ze een tandenborstel en deed die na het wc-bezoek tussen haar billen. Ans, dit gaat fout, zei ik. Nee, antwoordde ze beslist, dit gaat niet fout, dit gaat anders.

Geduldig blijven

Met mantelzorg is het als met kinderen opvoeden. Er zijn geestige momenten, intieme momenten en er zijn irritaties. Je moet zelf uitzoeken wat werkt, het vergt veel denkwerk, boos worden helpt niet. Ik zat avonden lang te broeden hoe ik haar het best kon benaderen. Zolang ik geduldig bleef, merkte ik, bleef het gezellig tussen ons, maar dat lukte niet altijd.

Ik was bekaf, intussen werd ik zelf ook ziek. Maanden heb ik doorgebracht in een ziekenhuis terwijl vier vrienden en twee Hongaarse verpleegkundigen voor Ans zorgden. Tot ze op 12 december vorig jaar werd opgenomen, een enorme stap. In het begin bezocht ik haar twee keer per dag, later elke dag een paar uur. ’s Avonds herhaalde ik de namen van de verzorgenden: Kabana, Desiree, Simone, Marcia, Habita. Door mij thuis te voelen, verzachtte ik mijn pijn.

Routine bracht rust

Ik zong liedjes met haar en de andere bewoners: Greetje uit de polder, Blonde haren, blauwe ogen. Ik raakte haar aan, en soms wist ze mijn naam. En als ik weer alleen was, schreef ik korte gedichtjes over wat we die dag samen hadden meegemaakt. Ans was blij als ik er was en leek het nooit erg te vinden als ik weer wegging. Zo ontstond langzaam een routine die enige rust bracht in mijn hoofd. Drie maanden duurde dat.

Voelen is alles

Toen kwam corona, en mocht ik niet langer naar binnen. Wij zijn meer dan vijftig jaar samen, hebben een warme relatie; ze ontroert me nog altijd.

Ze gaven me haar vuile was mee. Gehurkt voor de wasmachine liet ik haar bh door mijn vingers glijden, later beschreef ik dit coronafantasietje in een van mijn gedichtjes. Ik vroeg bij de lockdown of ik een aantal weken bij haar mocht komen wonen. De zorgcoördinator of centrum­manager besliste anders. Maandenlang heb ik haar niet kunnen opzoeken of vasthouden. Ik heb brieven geschreven of ik op zijn minst met haar mocht wandelen, maar ook dat was verboden. Alleen als ze zou gaan sterven, zouden ze me roepen. Van beeldbellen begreep ze niets. Af en toe stuurden de verzorgenden filmpjes waar Ans op te zien was, en met de beste bedoelingen was een ‘babbelbox’ gemaakt, waarin je op afstand met elkaar kon kletsen. Maar op een dag was ook daar ineens plexiglas aangebracht, een stel zou elkaar stiekem hebben aangeraakt. Praten lukte niet meer, voelen is dan alles. Iedereen weet dat aanraken het beste contact is als het gaat om je dementerende vrouw.

Omarm je lot

Ik heb weken gedacht: wat dan nog als de corona daarbinnen komt. Ze hoeven van mij de deur niet wijd open te zetten, maar stel dat je demente geliefde voor de fase van doorliggen en ernstige vermagering een longontsteking krijgt, dan is dat toch, naast het verdriet dat eens gaat komen, een zegen? Wat moest ik wensen?

Nu de verpleeghuizen weer open zijn, ga ik weer dagelijks op visite. Ik kom binnen, de receptionist belt naar boven, en dan brengt iemand me naar haar kamer, want in de huiskamer ben ik niet langer welkom. Ik heb aardbeien bij me en stroopwafeltjes en foto’s van onze kinderen en van haar vader en moeder. Haar leuke lach is onveranderd sinds onze verkeringstijd. Haar blik krijgt iets zondagachtigs als ik een verhaal vertel om haar herinnering te prikkelen, en als ik twee keer hetzelfde vertel, is dat ook niet erg. Dat de verzorgenden op haar gesteld zijn, doet me goed. We mogen ook weer samen naar buiten, de surrealistische chaperonnes die ons in het begin beschroomd begeleidden om te voorkomen dat we aan elkaar zouden zitten, blijven nu binnen. We zingen, aaien elkaar, en ik kus haar op de wang. Dan draait ze haar mond naar me toe, en kus ik haar nog eens. Het afscheid is niet pijnlijk en als ik naar huis loop, denk ik met plezier terug aan mijn bezoek. Omarm je lot, zei Nietzsche.

Haal maar een boa

De paniek van de afgelopen maanden is minder geworden, mijn berusting minder dof, maar bij een volgende lockdown laat ik me door niemand meer tegenhouden. Die zorgcoördinatoren zouden ieder geval apart moeten beoordelen. Haal maar een boa, want ik ga naar mijn vrouw.

Zojuist was ik er weer. Het is heerlijk om in te halen wat we beiden zo hebben gemist. Na afloop dichtte ik hoe ik haar streelde en een kleine schilfer van haar gezicht streek.

Dit artikel is geschreven door Corine Koole en verscheen eerder in de Volkskrant, rubriek Lust & Liefde. Op verzoek van de geïnterviewde zijn de namen Hannes en Ans gefingeerd.