Roelien (45) uit Leiden, eerst verantwoordelijke verzorgende bij zorgorganisatie Topaz, gespecialiseerd verzorgende psychogeriatrie (GVP) in opleiding
Gelijk de knop om
Ik was aan het werk die dag toen de uitslag van de test kwam. Een van onze bewoners bleek corona te hebben. Gelijk ging er een knop om. Ik en een collega hebben een pak aangetrokken en we zijn haar gaan verzorgen. Geen moment heb ik aan mijzelf gedacht, ook al weet ik dat ik tot de risicogroep behoor. Sinds ik geopereerd ben aan borstkanker heb ik een vervelende wond op mijn borstkas. Ik kan niet meer het fysieke werk doen dat hoort bij het werk van een verzorgende, en dat vind ik heel erg. Aan het bed van deze bewoner met corona realiseerde ik mij ook hoezeer ik dit stuk van het werk mis. Ik kon echt weer iets betekenen. Voor haar en voor mijn collega’s.
Niet-pluisgevoel
Zo terugkijkend valt een aantal dingen op. Bijvoorbeeld dat de bewoners hele andere symptomen hadden dan we hadden verwacht. De bewoners vertoonden vooral afwijkend gedrag. Onder collega’s heerste gelijk een niet-pluisgevoel, ‘kan het corona zijn?’. Toen een aantal bewoners besmet bleek, zijn we een cohort afdeling geworden. Dat betekent dat de hele afdeling als besmet wordt verzorgd. Bij ons op de afdeling wonen veel mensen met dementie. Met hun ziektebeeld kunnen we ze niet op de kamer houden. Kun je het je voorstellen? De kamer op slot doen bij mensen die alles al zo moeilijk begrijpen en daar onvoorspelbaar op reageren? Dat wil niemand en dat kan en mag bovendien niet. Gelukkig komen de meeste bewoners er met milde klachten vanaf.
Angst voor besmetting
Ik zie mijn collega’s ontzettend hard werken. Acht uur op een afgesloten afdeling, van top tot teen verpakt, is niet niks. Ik zie dat ze het warm hebben in die pakken, dat ze onzeker zijn, dat ze soms bang of boos zijn. Een aantal collega’s raakte zelf besmet en dat had een grote impact op het team. Die collega waarmee ik samen naar die eerste mevrouw was gegaan, is bijvoorbeeld besmet geraakt. Ik ben de dans ontsprongen. Je moet je voorstellen, sommige collega’s hebben partners of kinderen in de risicogroep, dus de angst voor besmetting spookt de hele tijd door je hoofd, ook als je klaar bent met werk. Maar zorgverleners hebben over het algemeen meer oog voor de ander dan voor zichzelf.
Zwetend poffertjes maken
Ik zie dus vooral een team die hun schouders eronder zet en er is, voor elkaar en voor de bewoner. Ook in deze tijd is er nog zoveel leefplezier onder bewoners. Alles wordt in het werk gesteld om het naar hun zin te maken: er wordt via video gebeld, er wordt gedanst en gekookt. Laatst zag ik ze zwetend in hun pak poffertjes bakken. Ze hebben het zwaar maar ze staan er. Alles op alles om de kwaliteit van leven zo hoog mogelijk te houden.
Als een soort smurf
Ik had verwacht dat de beschermende kleding de bewoners bang of boos zou maken omdat ze je niet herkennen, maar het tegendeel is waar. Ze herkennen ons aan onze stem, ons haar, onze ogen en onze manier van benaderen. Ondanks dat we als een soort smurf door de woning lopen lijkt het voor hun niet uit te maken. Dat vind ik heel bijzonder om te zien.
Gespannen tijden
Hoe houden we het vol? Door lief te zijn voor elkaar, je gevoelens te uiten en rekening met elkaar te houden. Twee keer per week hebben we een overleg in een ‘schone ruimte’ om te praten over wat er is gebeurd. Alles mag geuit worden: boosheid, verdriet, frustratie. Onze teammanager verricht momenteel topsport. Ze is altijd bereikbaar en houdt alle lijnen goed: met familie, ons, behandelaren en de raad van bestuur. Als je bedenkt wat ze af en toe op haar af krijgt… Het zijn gespannen tijden en mensen kunnen soms hard communiceren. Ik doe het haar niet na.
Hartverscheurend
Corona hoort er soort van bij nu, maar je merkt aan alles dat de bewoner centraal blijft staan. Ik heb zoveel respect voor mijn collega’s. Maar het doet veel met je. Regelmatig voel ik mij machteloos. Van de week begeleidde ik een dochter naar haar stervende moeder. Ik wist dat het eraan zat te komen maar op dat moment breekt mijn hart. Dat zij die laatste dagen en uren met haar moeder moet doorbrengen met mondkapje, in beschermende kleding en op 1,5 meter, vind ik verschrikkelijk. Het liefst wil ik dat alles mag zodat ze goed afscheid kunnen nemen van elkaar, maar het risico op besmetting is te groot. Dan kan deze dochter al helemaal niet meer naar haar moeder toe. Achteraf denk ik, hoe krijg ik die regels mijn mond uit, maar het moet! Dat vind ik verschrikkelijk en dat voel ik nog steeds.