De bezorgdheid om de bewoners laat mijn hart de hele dag in mijn keel kloppen

Annette* (48), welzijnsmedewerker in een verpleeghuis in Noord-Holland

Bijna de helft positief

Het huis waar ik werk is eigenlijk qua bewoners nog een verzorgingshuis. Er wonen veel 90-plussers, de meeste ouderen hebben lichamelijke beperkingen en wonen er al jaren. We dragen mondkapjes en houden anderhalve meter afstand. Ook tussen de bewoners houden we die afstand. Er is speciaal iemand aangesteld om de bezoekers te ontvangen en de coronaregels uit te leggen. Als op een avond twee bewoners positief worden getest, worden de volgende ochtend alle bewoners en medewerkers getest en wordt een teamtraining georganiseerd. Dit geeft me vertrouwen. In het weekend word ik gebeld voor de testuitslag. Ik ben negatief, maar twaalf bewoners zijn positief, dat is bijna de helft, en een aantal medewerkers.

Leeg in huis

We zijn een klein huis en als ik maandag op het werk kom, is het leeg in huis. In het weekeind is het coronadraaiboek in werking getreden; alle bewoners zijn geïsoleerd op hun eigen kamer. Het idee was om een aparte afdeling beneden te maken door een schot te plaatsen maar er zou dan hooguit plaats zijn voor drie besmette bewoners. En niet voor twaalf. Er is hard gewerkt om looproutes aan te brengen voor het zorgpersoneel en ook is er gezorgd voor beschermende middelen.

Zwaar onderbemand

Ik laat me uitleggen hoe de beschermende kleding werkt en maak een rondje langs de zieke mensen met wat te drinken. Mijn collega’s lopen badend in het zweet rond. Er is een klein kantoor voor spullen en omkleden gebeurt in de gang. Er is nog geen drinken voor de zorg, daar heb ik niet aan gedacht. Het team is zwaar onderbemand, alle zorgmedewerkers die vorige week op de training waren zijn ziek. De locatiemanager en de verpleeghuisarts zijn op vakantie. De mensen die er wel zijn, twijfelen of ze het aandurven om te werken met de besmette bewoners en of ze het aankunnen. Dat zijn, net als ik, mensen die geen zorgmedewerkers zijn.

Diep ademhalen

Wat ik de dagen daarna meemaak in de kamers van de bewoners, vind ik nu nog moeilijk om over te praten. Zoveel zieke mensen die extra zorg een aandacht nodig hebben, bewoners die in hun eentje liggen te sterven, bewoners die erg ziek zijn, bewoners die psychisch zo in de war zijn omdat ze weer zijn opgesloten, en de hele dag roepen. Elke keer moet ik een drempel overgaan om de kamer in te gaan. Ik haal even diep adem: wat tref ik aan? Heb ik goed opgelet? Moet ik iemand van de zorg erheen sturen? De bezorgdheid om de bewoners laat mijn hart de hele dag in mijn keel kloppen.

Niemand die bewoners kent

Een week later zijn de besmettingen opgelopen naar twintig bewoners en drie collega’s moeten van de werkvloer omdat ze ook positief zijn getest. Er is bijna niemand meer in huis die de bewoners kent. De familie is ook erg bezorgd en vindt de zorg in het huis slecht.

Tien wachtenden voor u

Naarmate de dagen verstrijken zijn er bij die heel erg ziek zijn. Ze kunnen niet meer zelfstandig slikken, hebben geen kracht meer om uit een rietje te drinken. Verschillende mensen worden zeer ernstig ziek en hebben medische hulp nodig. De ingevlogen verpleegkundige van een andere vestiging belt constant met huisartspraktijken om de huisartsen van de bewoners in te schakelen: ‘Er zijn nog 10 wachtenden voor u…’ ‘Sorry, u belt daar vandaag te laat voor, bel morgen maar weer’. Een ernstig zieke mevrouw wacht twee dagen op morfine en ligt eigenlijk te creperen. Het maakt me enorm bezorgd en verdrietig. We proberen haar leed wat te verzachten maar… dan is het te laat…

Vegen uit de pan

De manager is terug van vakantie en neemt een aantal belangrijke beslissingen. Zo lukt het wel het tijdstip van eten te vervroegen zodat er meer mensen zijn om te helpen. Het helpt, maar er vallen ook kleine dingen op. Zo behoor ik de handelingen in het zorgdossier te registreren. Ik heb hier, als niet-medische ondersteuning, niet mee te maken gehad maar wil het best doen. De iPad die ik krijg, blijkt geen toegang te hebben tot het systeem. De iPads die in huis zijn, hebben geen opladers. Ook zijn er niet genoeg piepers om met elkaar te communiceren. Om ze te halen, moeten we de afdeling af naar een ander gebouw. Ook de flexwerkers, leerlingen en de verzorgden krijgen vegen uit de pan, dat ze sneller moeten reageren als een bewoner op de alarmering drukt, het overdracht-systeem goed moeten invullen en aanhouden. De leerling is in tranen. Ik vertel haar: jij bent hier…

Geen besef

De ernst van de situatie lijkt wel door te dringen bij een paar medewerkers van de organisatie maar het grootste gedeelte gaat gewoon door in de structuur die er is. Ze zijn bezig met de kerst voor te bereiden en houden erg vast aan de regeltjes. Hulpmiddelen komen moeilijk door omdat de spullen die we nodig hebben niet in de organisatie aanwezig zijn of niemand even op de gedachte komt om iets naar de locatie te brengen. Het is zelfs zo dat de collega’s elders zich niet lijken te kunnen voorstellen hoe het bij ons is. Net als de huisartsen, die werken op hun eigen manier en, corona of niet: je staat gewoon een half uur in de wacht.

Opgelucht maar verdrietig

Nu, na vier weken, zijn de meeste bewoners opgeknapt en begint het gewone leven weer een beetje op gang te komen. Familieleden worden weer op afspraak toegelaten en de staf vergadert op dit moment hoe de route er verder uit gaat zien. Ik ben vooral ontzettend opgelucht dat de meeste bewoners zijn opgeknapt en ook nog verdrietig omdat we zoveel bewoners kwijt zijn.

* Op verzoek van de geïnterviewde is haar naam aangepast.